Orgel P.G. de Hoeksteen

de levende God is onze werkelijkheid

De tekst voor de verkondiging is uit Efeze 2: 11-13:
11Bedenk daarom dat u – u die eigenlijk door uw afkomst heidenen bent en onbesnedenen genoemd wordt door hen die door mensenhanden besneden zijn – 12bedenk dat u destijds niet verbonden was met Christus, geen deel had aan het burgerschap van Israël en niet betrokken was bij de verbondssluitingen en de beloften die daarbij hoorden. U leefde in een wereld zonder hoop en zonder God. 13Maar nu bent u, die eens ver weg was, in Christus Jezus dichtbij gekomen, door zijn bloed.

“Het is niet moeilijk een kind van God te zijn in deze tijd. Het is wel moeilijk een kind van God te blijven.”

Ds. Jakob Rüb sprak deze woorden vorige week, hier in dit huis, tegen ons. Ik hoorde afgelopen week hoe veel van jullie er door geraakt waren. Door zijn krachtige spreken, het lied dat hij zong, zijn toewijding. Ik luisterde het later terug en werd getroffen door zijn woorden. Vooral deze zin bleef bij mij haken. Ik las iets ervan terug in de Efezebrief.

Wees indachtig

En de apostel schrijft aan de gemeente, vergeet niet dat er een tijd was dat je zonder Christus was. Vergeet niet dat er ook een leven was zonder hoop. En zonder God. Het is niet moeilijk een kind van God te worden, maar om dat te blijven, dat vraagt wat van de gemeente.

Je zou denken, vergeet die tijd, die achter je lag. Denk niet meer terug aan wat geweest is, maar richt je op wat nu is. Op het leven met Christus, op de gehoorzaamheid aan hem, de dienst aan elkaar. Is dat niet veel passender, en helpt je dat niet veel meer om dicht bij God te blijven?

Het fascineert mij wel, die oproep om te herinneren hoe het was, zonder God. Met klem benadrukt de apostel hoe het leven met Christus een gave is, een geschenk dat God ons geeft. Niemand van ons kan zich er op voor laten staan een christen te zijn. Niemand kan zeggen, dat heb ik toch mooi voor elkaar gekregen. Het is niets minder dan een geschenk van God aan ons.

En op de een of andere manier, als je dat vergeet, misschien word je dan wel achteloos. Gemakzuchtig. Alsof je het in je zak hebt, God, geloof, gehoorzaamheid. Ik denk dat iets daarvan gebeurde in de vroege kerk. In de gemeentes waar deze brief keer op keer gelezen werd. Dat er een bepaalde achteloosheid kwam.

De vurigheid van de apostel maakt zichtbaar dat er iets op het spel staat; er is ook een leven zonder Christus. Weet je dan niet meer hoe dat was? Hoe je je eigen wil deed, maar zo ongelukkig was dat het nooit voldoende was, dat het je nooit de voldoening gaf waar je op hoopte? Weet je niet meer hoe leeg je vooruitzicht was, hoe zinloos je leven aanvoelde, en dat je dacht, waar doe ik het voor? Herinner je niet meer hoe eenzaam je was, en dat je dacht, is er iemand die mij kent? Is er iemand die mij opvangt als ik val?

Misschien is het goed om ook dit te noemen. Er zijn onder ons best veel die van kinds af aan zijn opgegroeid met de Heer. Misschien dien je Hem al je leven lang, ben je Hem nooit kwijt geweest. De breuk van het leven zonder en het leven met Christus, die ken je dan niet zo, denk ik. In de moederschoot heb je het geloof als het ware al ingedronken. Mooi is dat, je mag er dankbaar voor zijn.

Tegelijk zijn er ook voor wie het anders is. Misschien wel er mee opgegroeid, maar God is je nooit vertrouwd geweest, je kende Hem eigenlijk niet. Dat kwam pas later, misschien zit je er midden in. En ken je iets van die hele sterke overgang, van het oude naar het nieuwe leven. Dan zul je je wat meer herkennen in deze tekst misschien.
Er is ook een leven zonder Christus. En als je dat leven vergeet, misschien bekoelt dan ook je liefde, voor de Heer. Misschien bekoelt dan ook je vertrouwen, en je bereidheid om te gehoorzamen. Ik denk zelfs dat je dan vatbaar bent voor de krachten waar je eerder slaaf van was. Met de komst van Christus in je leven, is er ook een tegenkracht, die werkt. Soms heel zichtbaar, soms op de achtergrond.

Ik denk dat we het vaak onderschatten, of verkeerd inschatten, wat de krachten zijn die ons bij God vandaan trekken. Ik denk vaak, de dingen waarvan we menen dat ze ons bedreigen, dat zijn niet de grootste tegenkrachten. De grootste tegenkrachten zijn die dingen, waarvan we allemaal denken dat het wel meevalt. Die we onder het kleed vegen, of goedpraten, of negeren.

Ergens zijn het de hele basale dingen. De eeuw van de tijd, zegt de apostel. De tijdgeest, kun je zeggen. De cultuur waar je in leeft. En juist omdat je er in leeft, omdat we er midden in zitten, zien we niet zo goed wat goed en kwaad is, wat een grijs gebied is en waar je juist heel alert moet zijn.

De jonge, gezonde, energieke, hardwerkende mens, als het voorbeeld van hoe je zou moeten zijn. Het is een farce, dat weten we allemaal. Maar toch is het aanlokkelijk, en probeer je je er aan te meten.
De creatie van een veelzijdig, dynamisch, origineel leven met een uitdagende baan, veel vrienden en veel reizen. Onze kinderen worden er helemaal in groot gebracht, ze zijn het gewend dat er volop vermaak en uitdaging is.

Ach, misschien is dat alweer voorbij. Weten we wel dat het niet realistisch is. Worden we allemaal wat nuchterder, en komen we weer wat meer met beide benen op de grond. Ondertussen spelen er misschien al weer hele andere dingen. En voordat we er erg in hebben, zitten we er midden in. En krijgt het grip op je, en moet je strijden om er onderuit te komen.

De verlangens van je lichaam en je wil. Je daar volledig aan overgeven. Ik denk, dat we daar allemaal onze strijd mee voeren. Als je tiener bent of als je vijftig bent, als je op leeftijd bent. De verlangens van je lichaam en je gedachten. Volledig doen wat er in je opkomt. Ja, misschien is dat wel een bedreiging ook voor de christelijke gemeente, voor de onderlinge zorg, voor het open gesprek met elkaar. Dat je eigen verlangens voorop komen. En pas daarna, ver daarna de ander in beeld komt.

En tegelijk, ik weet dat veel ons zich daar juist zo tegen verzetten. En proberen om met Gods hulp niet je eigen wil te volgen, maar gehoorzaam te zijn aan God. Weet je daarin ook gezegend, je bent een bron van hoop en geloof voor de gemeente en voor wie dicht bij je staan.

Denk er eens over, voor jezelf. Waar voor jou de angel zit, waardoor je vergeet gehoorzaam te zijn aan God, waardoor je Christus vergeet.

Maar vergeet dan ook niet die andere kant: Maar nu ben je niet meer ver bij God vandaan, maar heel dichtbij hem gekomen, door Jezus Christus. Vergeet niet hoe het ook anders was, dat je zonder God kunt zijn. Maar vergeet dan ook niet dat je dankzij Jezus Christus met God mag leven. Het is je gegeven, ontvang het als een geschenk.

Voor de christelijke gemeente in de eerste eeuwen was er een hele zichtbare overgang. Jezus dood en zijn opstanding bracht een ongekende omkeer. Vanuit de joodse gemeenschap en vanuit de heidenen kwamen mensen tot geloof in Jezus. Maar de achtergrond, en de afkomst, was zo anders. De joden, trouw aan de wet, gehoorzaam aan God, herkende in Jezus de Messias. Voor hen was de vraag, welke betekenis heeft de wet nu nog?

Voor de heidenen was er een hele sterke breuk met het oude leven dat ze leiden. Efeze was een zilverstad, net als onze stad. Maar het zilver was geen kunstuiting, maar een religieuze uiting. Er werden volop beeldjes gemaakt van de godin Diana, of Artemis. Een ode aan de natuur, aan de oerdriften van een mens. Seks, voortplanting, de jacht. Al het menselijke en al je driften werden van harte gestimuleerd. En misschien is het nog altijd niet heel anders. Het was de sfeer waarin de heidenen leefden.

En aan hen schrijft de apostel deze brief. Aan hen, en aan ons, voor wie het niet anders is. Wij zijn niet als de wetsgetrouwe joden, maar als de heidenen die van nature God niet kennen. Door anderen, ouders, evangelisten, zendelingen, is ons van God verteld. En groei je toe naar een leven met God, of maak je heel bewust zelf een keuze, om met God of om zonder God te leven.

Vreemdeling was je. Ver bij God vandaan. Fascinerend. Ik denk dat we vaak geneigd zijn de ander als vreemdeling te bestempelen. Dat zie je afgelopen week ook heel sterk. Vreemd is hij, zij, die anders is dan ik. Vreemdeling is hij die niet doet, niet is, zoals ik zelf ben.

Maar in deze brief is het precies andersom. Ik ben de vreemdeling. Ik ben de mens die ver bij God vandaag is. Die zonder Christus leefde. Ver van je wortels, van het fundament dat Jezus Christus is. De sterke hoeksteen.

Zonder hoop. En zonder God. Ateos, schrijft de Griekse tekst. Ateos. De atheisten, dat zijn zij die God niet kennen, die een afkeer van Hem hebben. Het is een geuzennaam geworden, die sommigen met trots dragen. Iets heel pijnlijks heeft dat ook. En tegelijk, misschien herken je meer in hen dan je lief is. Weet je in je hart dat je het zelf bent, ateos, zonder God. Een God-loos mens. Misschien herinner je de tijd dat je zo was. Of is het je voortdurende strijd, word je heen en weer geslingerd. Is Christus mijn leven. Of leef ik voor mijzelf? Ben ik atheos, zonder God, of is Hij mijn Immanuel, God met mij?

Uiteindelijk is dit waar het om spant. Uiteindelijk komt het hierop neer. Leef ik met de hoop op God, of leef ik zonder hoop en zonder God. Dat is waar het op aan komt. Niet op je geaardheid, niet op je geslacht, niet op je innerlijke strijd of onzekerheid. Maar hier op: hoop ik op Christus?

Maar nu… eschatologische wending
Maar nu…
Maar nu…!

Het is de grootse, majestueuze wending van het evangelie. Eerst was ik zonder Christus. Maar nu! Maar nu ben jij, die eens ver weg was, die vreemdeling was voor God, maar nu ben jij door Christus Jezus nabij gekomen.

Daar kun je eigenlijk alleen maar van zingen, of dichten. Maar nu ben jij door Christus Jezus dichtbij gekomen.
Nu is het stil geworden,
zoals een zomer om de dorpen bloeit.

En moeten ook de bloemen weer verdorren:
mijn lendenen zijn omgord, mijn voeten staan geschoeid.
Uit Uwe Hand ten tweede maal geboren,
schrijd ik U uit het donker tegemoet.
(Gerrit Achterberg)

Zo dichtte Gerrit Achterberg, na zijn bekering.

Het is de epifanie, de verschijning van Christus. Hij overbrugt die afstand, die onoverbrugbare afstand naar de vreemdeling, naar jou, naar mij. Die lange weg naar een mens legt Jezus zelf af. Naar de god-loze mens, naar de mens zonder hoop, naar het kind zonder kennis van God, de man zonder vertrouwen. Tot al die vreemdelingen van God, is Hij gekomen.

De belofte die die ene mens ontving, Abraham, die belofte geeft God steeds opnieuw. Hij zegt het je toe, net als aan de heidenen in Efeze, de joden in Jeruzalem, de godlozen waar ook maar.

Zo komt God. Als iemand gedoopt wordt, of belijdenis doet, of in de stilte van zijn hart zich toewijdt aan de Heer. Dat gebeurt nog altijd. Een sterk, soms heel zichtbaar bewijs van de levende God.

En nu ben ik geen vreemdeling meer, maar Hij drukt je aan zijn hart. Zo nabij Hem te zijn.

Vergeet dat niet. Vergeet niet hoe God zelf jou tot zich getrokken heeft. Hoe Jezus zo zijn leven geeft, om jou bij God te brengen. Breng je dat in herinnering. Laat het geen vanzelfsprekendheid voor je worden, maar een dankgebed op elke dag.

De tieners vertelden er afgelopen dinsdag iets van. Hoe je probeert aan God vast te houden, en het geloof te bewaren. Je zult er in gezegend worden in je leven.
En ik merk dat jullie dat heel goed aanvoelen, dat je God niet moet vergeten.
Ik denk dat het in onze tijd meer en meer nodig is. Om als het ware in het leven met God te stappen. Dat is de werkelijkheid: de levende God is onze werkelijkheid. En natuurlijk, er is ook de godloosheid, de godvergetenheid. Die werkelijkheid is er ook. Maar door Christus Jezus mag jij een ander leven leven. Heel dicht bij het hart van God. Vergeet dat niet. Begeef je in de gemeente, ontvang de doop, vier het avondmaal. Het zijn de bouwstenen van die werkelijkheid van God. Het is de plek waar je toegezegd wordt, wat waar is en wat leven is.

Maar nu bent u, die eens ver weg was, in Christus Jezus dichtbij gekomen, door zijn bloed.

Efeze 2: 11-13
Ds. Hanneke Ouwerkerk
P.G. de Hoeksteen
Zondag 13 januari 2019