Dubbele beweging

De dichteres Ida Gerhardt schreef veel autobiografische gedichten, waarin de verhouding tot haar moeder terugkeert. In ’Sonnet voor mijn moeder’ schrijft Gerhardt:

Gij hebt, moeder, dit leven zwaar
gedragen,
gelijk ik het zwaar draag. Wij zijn
verwant.
Ik heb uw gang, die driftige en toch
trage
voetstap, die onverzettelijke trant.
Uw harde hand herken ik in mijn hand.
Machtig zijn wij, in liefde en in
haat.

Je hoort die verbetenheid, die drift er door heen. Een donker samenspel van liefde en haat. Zeer aangrijpende gedichten schrijft zij in met name de bundel ‘Het levend monogram’. Ze was bang voor haar moeder, voor haar bittere hardheid. En tegelijk herkent ze veel van zichzelf, in haar eigen moeder. En ontdekt ze hoe haar moeder gevormd is in haar jeugd, de plek waar ze groot gebracht werd.
Die inzichten geven iets van genezing van van ‘het bitter kwaad’, dat haar moeder op haar geladen heeft.

Peinzend over de woorden van de apostel, kindschap en ouderschap, dacht ik aan Ida Gerhardt en haar moeder. En aan ons. We zijn niet allemaal moeder of vader. Wel zijn we allemaal kind. Ook als je volwassen wordt, blijf je het kind van je ouders. Soms geeft dat veel strijd, en veel pijn. Soms dacht je dat je er van genezen was, maar keert de oude pijn weer terug. Als je zelf een kind krijgt. Of grootouder wordt. Of een verlies moet lijden.
Er ligt ook een kracht in, als je een vader met zijn zoon ziet, een moeder bij haar kind. Een volwassen kind bij haar oude vader. Een grootmoeder met haar kleindochter.

Eerder in de brief schrijft de apostel: wordt na-doeners van God. Wandel in de liefde, zoals Christus ons heeft lief gehad. Houd dit in je achterhoofd bij de tekst van vandaag. Wandelen in de liefde is niet een pad dat je zo af en toe inslaat op een zondagmiddag. Maar het is je levensweg. En de liefde van Christus dringt door op alle terreinen van je leven. Juist ook in je relatie, je huwelijk (het slot van Efeze 5 gaat daarover), maar ook in het gezin, in je familie, op je werk.

Dubbele beweging

Het 5e gebod, dat we kennen uit de 10 geboden, geeft de apostel als volgt weer: Kinderen, wees gehoorzaam aan je ouders, uit ontzag voor de Heer, want dat is terecht.
Maar direct daarna versterkt de apostel het gebod, door er een nieuw gebod bij te schrijven.
Vaders, en moeders, vertoorn uw kinderen niet, maar voedt ze op in het onderwijs en de vermaning van de Heer.

Van kinderen wordt gehoorzaamheid gevraagd. Van ouders wordt gevraagd je kind niet tot boosheid te brengen, maar ze op te voeden, te onderwijzen en terecht te wijzen, met het oog op de Heer.

De grootste last ligt bij de ouders, dat is opvallend. Van kinderen wordt gehoorzaamheid gevraagd. Maar van ouders wordt meer gevraagd.

De verhouding tussen ouders en kinderen hangt af van de cultuur waar je in opgroeit, de tijd waarin je leeft, het gezin waar je in opgroeit. In de Romeinse cultuur waarin de apostel dit schrijft, had de vader een hele sterke rol, bijna tiranniek. Zijn wil is wet, hij was heer en meester over zijn kinderen, zijn vrouw, zijn dienstknechten. Je kunt je voorstellen wat voor sfeer dat geweest moet zijn. Angst, misschien, onderdanigheid, boosheid bij de kinderen om de dwang en de onvrijheid.

Nu doet de apostel iets opvallends. Hij ziet wat er gebeurt, en wat dat uitwerkt bij de kinderen. Vervolgens schrijft hij daarover aan de kerk. Dit is wat ik zie gebeuren,. vast ook bij de gezinnen in de kerk. Maar als de liefde van Christus in ons is, zullen we daar dan ook naar handelen? Dan maken we onze kinderen niet bitter, niet boos. Maar we wijden ze in in het geloof, in de liefde van Jezus, in de kracht van het goede leven met God.

Hoe het nu gaat, tussen ouders en kinderen? Welke rol speelt gezag, en respect voor gezagsdragers? Is dat anders dan 20, 50 jaar geleden?
Ik ben geen opvoedkundige, geen kinder- en jeugdpsycholoog, daarvan zitten er genoeg in ons midden. Jullie kennis en ervaring hierin zal groter zijn dan die van mij. Wel ben ik moeder, en zijn wij zelf hier steeds weer mee bezig. Met je rol als ouder, gezag, opvoeding. Ik zie wat er gebeurt, bij ons, om ons heen.

Wat ik vooral zie is een paradox, denk ik. Aan de ene kant moeten kinderen al jong veel verantwoordelijkheid dragen, dat begint al op de basisschool. Ze worden verantwoordelijk gemaakt voor hun leerproces, hun eigen ontwikkeling, ze moeten plannen, huiswerk maken. Aan de andere kant proberen we ze ook te ontzien, uit de wind te houden. Ze krijgen veel ruimte om hun eigen zin te doen, veel vrijheid krijgen ze. Als je het negatief zegt, noem je dat ‘pamperen’. Maar door het zo te zeggen, negeer je dat het ook een vorm van bescherming is, van zorgzaamheid.

Ik denk dat het op een bepaalde manier verwarrend is, dat er veel van ze gevraagd wordt, en dat ze tegelijk ook zoveel ruimte krijgen. Misschien vragen we wel erg veel van onze kinderen. Niet alleen door ze verantwoordelijkheid te geven, maar ook door ze vrij te laten. Dan vraag je ook veel van ze. Niet elk kind kan dat aan. En juist de begrenzing is ook een vorm van zorgzaamheid en bescherming. Dat geeft veiligheid en duidelijkheid.

Nou goed, dat zijn zo wat dingen die ik zie. Misschien herken je er iets van. Misschien zie jij hele andere dingen. Wat mij altijd bij gebleven is, is het onderscheid dat de pedagoog Wim ter Horst maakt tussen wens en behoefte. Een kind wenst alle vrijheid, maar het heeft behoefte aan begrenzing.
Voor tieners geldt dat nog net zo goed, denk ik, maar is de communicatie anders. De meesten zijn nu bij de jeugdkerk, sommigen zijn bij ons. Ik ben benieuwd of je hier iets van herkent. De behoefte aan grenzen blijft, denk ik, maar op een andere manier. Er is meer gesprek, meer mee bewegen als ouder met wat je kind nodig heeft, wat hij of zij aankan. Het heeft iets heel vermoeiends vaak, voor jou als tiener, voor je ouders misschien ook wel. Alsof je elkaar opnieuw moet leren begrijpen. En niet zomaar dezelfde taal spreekt.
En soms gaat het vanzelf, rol je moeiteloos door de puberteit heen.

Als je zoon of dochter een beperking heeft, of een handicap, als hij hoogbegaafd is, of als ze moeilijk mee kan komen, als ze een moeilijk karakter heeft, of een introvert persoon is, dan geeft dat soms veel zorg. Of onzekerheid, of spanning, in het gezin. Vaak ben je dan al blij als er relatieve rust is, als de dingen een beetje gaan zoals ze gaan, en je het samen uit kan houden.

Er zijn er best veel onder ons, voor wie dat zo is. Ik hoop dat je daar iets van kan delen in de gemeente, in je omgeving, dat het niet altijd maar eenzaam is, niet altijd strijd, maar dat er ook mooie momenten zijn, en dat er liefde is, en zorgzaamheid. Sommigen van ons houden hun leven lang de zorg voor hun kind. Laten we daarin mild zijn voor elkaar, en voor elkaar bidden en met elkaar meeleven. Laten we elkaar in ieder geval niet afvallen, en niet veroordelen om hoe we de dingen doen.

Even terug naar de Efezebrief.

Wat wordt er van ons gevraagd? Kinderen, gehoorzaam je ouders. Kort en bondig. Ik denk, dit is een gebod dat je leven lang van kracht blijft. Heb ontzag voor je ouders, geef hen de plek die ze toekomen.

Nu begrijp je wel dat dit gebod alleen kan functioneren, vanwege het gebod dat de apostel erbij schrijft. Vaders, en moeders, vertoorn je kinderen niet, wek geen woede in hen op, maar breng ze groot in Jezus’ naam.

De gehoorzaamheid van het kind en de liefdevolle opvoeding van de ouders, die kunnen niet zonder elkaar. Op een bepaalde manier vind ik het heel troostend dat de apostel dit gebod in evenwicht brengt. Ook omdat er onder ons best wat zijn voor wie het 5e gebod een grote worsteling is. Je wilt gehoorzaam zijn aan je ouders, en hen eren. Maar soms loop je stuk op een muur van hardheid, van egoisme, van een moeder voor wie het nooit goed genoeg is, hoe vaak je ook komt. Van een vader die altijd moppert, hoe goed je je best ook doet. Alsof je altijd tekort schiet, en de liefde te weinig is om dat te bedekken.

Veel kinderen geven veel aan hun ouders. Een kind is heel loyaal. En blijft dat vaak ook. Je merkt dat misschien wel als je groter wordt, en een relatie krijgt. Schoonouders en ouders, daar kun je flinke ruzie om krijgen. Als je partner kritiek heeft op je vader, dan doet dat pijn, ook al is het misschien terecht. Als je vriendin moeite heeft met je moeder, hoe terecht misschien ook, dan steekt dat je.

Misschien dat daarom door de apostel de grootste last bij de ouders gelegd wordt. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn, dat ouders hun kinderen liefhebben, maar het is niet vanzelfsprekend. Vertoornt uw kinderen niet. Maak ze niet bitter. Blijkbaar is dat wat gebeurt. En wat wij vaak niet van elkaar weten.

Dat heeft alles te maken met wat Ida Gerhardt in haar gedichten verwoord. Soms is er zo’n gat in je ziel geslagen, dat je nauwelijks meer een goede vader, of goede moeder kunt zijn, hoe graag je het ook zou willen.

Maar toch, de apostel laat zien dat er ook iets doorbroken kan worden. Het hoeft niet hetzelfde te gaan, zoals het vroeger thuis ging. Ik zie het nogal eens, hoe een vrouw die in een koud en liefdeloos huis is opgegroeid, zich ontwikkeld heeft tot een fijngevoelig mens, die haar eigen kinderen liefheeft. Ik hoop dat we elkaar daar ook bij kunnen helpen. Dat we zien bij elkaar, als het moeilijk gaat, en je het als een last ervaart. Dat iemand je helpt, en je steunt, en bijspringt als het nodig is.

Inwijden

De apostel roept vaders en moeders op om hun kinderen ‘op te voeden in de onderwijzing en de terechtwijzing van de Heer’. Maak je kinderen niet boos, of bitter, maar voedt ze op. Prachtig eigenlijk. De pedagoog Wim ter Horst, ik noemde hem net ook al even, gebruikt het beeld van een tuinier. Niet de harde hand, niet een harteloze wreedheid, maar de zorgzame toewijding van een tuinman, of tuinvrouw, die wiedt en water geeft en onkruid weghaalt en ruimte schept om tot bloei te komen. Prachtig beeld is dat.

Het laat iets zien van de intensiteit van het grootbrengen van je kinderen, de zorg die altijd blijft, ook als ze ouder worden. Maar ook iets van het wachten, van een klein zaadje dat gezaaid is en dat tot bloei zal komen, op zijn tijd.

Soms kun je je heel druk maken over de geloofsopvoeding van je kinderen. Of ze het zullen overnemen, of ze hun hart aan de Heer toewijden, Hem vertrouwen zullen. Ik denk dat veel gebeden van ons daarover gaan.

Wat onze kinderen in deze tijd nodig hebben, denk ik, is dat hun hart geraakt wordt. Dat zij ergens iets proeven van het geloofsgeheim. Om op een bepaalde manier de sluier een stukje op te tillen, en iets te laten zien van wat God ons gegeven heeft te zien. Zijn Woord, de gemeente, brood en wijn, water in het doopvont. Vertrouwen in donkere dagen, hoop op Gods koninkrijk.

Elk kind is anders, en elk hart wordt anders geraakt. Soms ligt het open, soms kom je er moeilijk dichtbij. Ik denk dat de ruimte van de kerk, de muziek, de symbolen, de kleuren aan de wand, dat het manieren zijn die ons en onze kinderen kunnen helpen, om gevoelig te worden voor God en zijn liefde.

Goed onderwijs raakt zowel het hart als het verstand. Een vorm van onderwijs die beiden tegelijk aanspreekt, het hart en het verstand, is vertellen. Verhalen vertellen van God, en van jezelf, en hoe je God ontmoet hebt. Hoe het geloof zich door je leven heen geweven heeft, soms onzichtbaar soms, soms weer opdook. Hoe de regenboog van Gods trouw zich over je gezin heeft uitgespreid, of over je familie, over de gemeente.

Terechtwijzing is een vorm van grenzen stellen, denk ik. Grenzen trekken, om een veilige ruimte te maken. Niet om te beperken, maar om de ziel van je kind te behoeden en te beschermen. Want je ziel kan ook schade oplopen. Daar moet elke vader, elke moeder, een eigen weg in vinden. Wij allemaal moeten daarin ontdekken wat goed is, en wat niet. Wat je kind de ruimte geeft om op te bloeien, het goede te doen. Of wat het stuurloos maakt, en onverantwoordelijkheid, of onvriendelijk.

Tot slot

Het gebod van gehoorzaamheid en opvoeding heeft een belofte. De belofte van een goed leven in het land dat God geeft. Voor Israel was dat het beloofde land. Een samenleving van vrede en van heelheid. Ja, zo zal het leven zijn, als Jezus terugkomt, en God alles in allen is. Als ons hart als vanzelf gericht is op het goede, op God.

En nu, in de gemeente, worden we daar vast op voorbereid. Om ons hart en leven te richten op dat land, het koninkrijk van God. Het kind, de moeder, de vrijgezel, de vader, jong en oud, samen vormen wij de gemeente van Christus. Samen gaan we de weg van de Heer.

Preeknummer 380
Efeze 6: 1-9
P.G. de Hoeksteen
ds. Hanneke Ouwerkerk
Zondag 10 februari 2019