Hoop op de Heer, wees dapper en vastberaden

Hoop op de Heer, wees dapper en vastberaden. Hoop op de Heer.

Deze woorden schrijven we boven de laatste avond van het jaar. Als een woord voor onderweg, als een bemoediging voor deze dag, en een richting voor het nieuwe jaar. 

Psalm 27 draagt veel stemmen in zich, als elke psalm eigenlijk. Ik stel het mij zo voor dat de dichter woorden verzamelt in de loop van de tijd, en na een paar maanden, of een half jaar, de woorden samenvoegt tot een lied, tot een geheel. En heel zijn leven komt er in terug, de goede en de kwade dagen. De dank en de angst. De hoop, en de vrees. 

Op de een of andere manier ontroert mij dat. Hoeveel stemmen er in je omgaan, de kringen die zich om je leven heen trekken. En hoe al die dingen samenkomen, in een lied, een gebed, bij God. Daarom zijn wij hier vanavond. Om ons leven, en de tijd, en elkaar, bij God te brengen. En onze hoop, steeds opnieuw, op Hem te vestigen. 

Drie stemmen til ik uit de psalm, daar mijmeren we wat over met elkaar. Ik hoop dat je je er in kunt voegen. Dat je één stem herkent, door een andere stem wordt aangespoord, dat er een stem is die meeneemt, de avond in, naar de dag van morgen toe. En door al die stemmen heen klinkt het slotakkoord van de psalm, over de hoop op God. 

Drie stemmen, de belijdenis, de focus, het innerlijk gesprek.

Belijdenis: God is mijn licht en mijn heil

De psalm opent met een belijdenis. Geen nieuwe woorden, wel oeroude, beproefde, sterke woorden. David herhaalt ze gewoon maar. Het is het fundament van zijn leven. Van de kerk, van een christen. God is mijn licht en mijn heil. 

Ze herinneren je aan de schepping, toen God het licht tevoorschijn riep. 

Aan de zesde dag, toen hij uit stof de mens vormde, en het levenslicht aan ons gaf.

En aan de kerstnacht. Toen het heil geboren werd. Jesjua, zegt David. God is mijn jesjua. En de engel zei: Jezus moet hij heten. 

Ik lees deze psalm als een kerstlied. Het heil van God is vlees en bloed geworden, een mensenkind, Jezus moet hij heten. Kind van God, en kind van mensen. Zo is God ons licht en ons heil. 

Het zijn grote woorden, ik realiseer mij dat. Zo gaat dat, met een geloofsbelijdenis. Grote woorden, die zondag aan zondag herhaald worden. Met Godswoorden, zoals David ons de aanzegt in deze psalm. Steeds opnieuw worden ze uitgesproken, beleden, gezongen. En de eerste vraag is niet of ik God zo ken, of zo ervaar. Het eerste is: zo wordt het ons gezegd. Door God zelf, en door al wie zijn Naam belijdt, in goede en kwade dagen. God is mijn licht en mijn heil.

Is Hij mijn licht en mijn heil?

Ja, zegt David, God is mijn licht en mijn heil.

En we zijn stil, en we horen die woorden, en zingen ze mee, spreken ze na. En steeds opnieuw keer je weer terug bij die oerwoorden. Omdat je, ergens in je leven, hoop ik, gemerkt hebt dat ze waar zijn. Dat God jouw heil is, en je redt van een leven zonder Hem. 

Het moment waarop David deze woorden spreekt, is een moment van ontzetting. Hij zit ingeklemd tussen een mens die hem kwaad wil doen. Hij dreigt verslonden te worden. Misschien niet letterlijk, maar zijn grote vrees is dat hij ten onder gaat. Zijn leven staat op breken. Zelfs mijn vader en moeder hebben mij verlaten, schreeuwt hij uit. Ik heb geen mens meer. En de mensen die er zijn, die halen hun schouders op over mij. Ze liegen en spugen op mij. 

Het is het drama van een mensenleven. Iets van die vreselijke eenzaamheid, het besef dat je niemand hebt die je echt kent. De angst dat je leven afbreekt, en in stukjes uit elkaar valt, en niemand dat je bijeenhoudt. En daar doorheen, zomaar, ook dagen van dankbaarheid, om wat je gegeven is. Een vreugde, omdat God met je is. Omdat je een huis hebt om te wonen, een mens om je heen. Zo draag je die dingen toch ook in je om, vaak. Sta je soms hoog op een rots, vol kracht en hoop. En zijn er dagen van stille leegte, diep in het dal.

Wat is het goed als een mens dan zo tegen je spreekt, je herinnert aan God. Hij is ons licht en ons heil. En dat jij dan: amen, kunt zeggen. Ja, God is mijn licht en mijn heil. God, redt mij!

Eén ding: Wonen bij de Heer, dat zoek ik

Ik vraag één ding aan de Heer, het enige dat ik verlang. Wonen in het huis van de Heer. Eén ding. Het was deze zin die mij trof, en waardoor ik koos voor deze psalm vanavond. Om die concentratie, denk ik, die focus. Eén ding verlang ik van de Heer, om te wonen in zijn huis.

Wat is je verlangen? Wat vraag je van de Heer? 

Ik weet niet of je er taal aan kunt geven, of je er weleens over nadenkt, maar wat stuwt je leven voort? Wat is het ene ding waar jij je op concentreert? Of zijn het duizend dingen, misschien. Laat je je gewoon maar wat meenemen door de tijd, door wat zich aan je voor doet. Dat is misschien realistischer. Dat het alle kanten op gaat in je leven, en je eigenlijk niet de tijd neemt om er over na te denken, over de richting die je leven uitgaat, of de dingen waar je je door laat leiden. 

De combinatie van paniek en verveling, dat kenmerkt onze tijd, las ik van de week in een cynisch boek over Europa anno 2018. Altijd onrust, altijd onzekerheid, altijd bang om het niet te doen zoals het hoort. 

Of ken je die concentratie wel, die focus? Ben je doelgericht op weg ergens naar toe, heb je een ding voor ogen en laat je je daar door leiden? 

Neem vanavond eens de tijd, alleen, of samen, om terug te kijken op dit jaar. En te achterhalen waar je je door hebt laten leiden. En of je dat in het nieuwe jaar weer net zo kunt doen, of juist anders wilt doen. 

Vanavond trekt David je op het spoor van de Heer. Laat dit je verlangen zijn, wordt als het ware gezegd. Laat dit ene je verlangen zijn, concentreer je hierop. Wonen in het huis van de Heer. Hij zingt van de tempel, de plek waar God aanwezigheid heel sterk was. Door de priester, door het offer, door de liturgie, de wierook.

En misschien herken je er wel iets van, in de kerk. Hoe de muziek, de gebeden, de ruimte van dit huis waar al zo lang mensen komen om God te zoeken en te aanbidden, hoe hier iets hangt van Gods aanwezigheid. En natuurlijk, ook op andere plekken is Hij te vinden. Maar ik denk, juist in dit huis, door de concentratie op dat ene, juist hier is een ruimte om je op God te richten. En alles hier is er op gericht om die opening te creëren.

Misschien is het je verlangen wel, of zou je willen dat het je verlangen was, wonen in het huis van de Heer. Ik herken er wel iets van, de kerk als een plek waar ik Gods aanwezigheid sterk ervaar. Ik ben hier thuis, in dit huis, omdat God hier woont. Om de gemeente hier samenkomt.

Ik heb ook gemerkt hoe in de dagen van grote vreugde, ik denk terug aan Pinksteren dit jaar, de doop en belijdenis van jonge mensen die hun leven aan de Heer gegeven hebben, hoe dit huis zo vol was van Geestkracht en geloof. En ook in de droevige dagen, van dood en diepe rouw, we hebben veel leden los moeten laten, hoe juist hier beschutting gezocht wordt, en gevonden.

Juist in het Godshuis klinken die oerwoorden uit de psalm: God is mijn licht en mijn heil. Juist in de kerk wordt van God gesproken, en is er iets van een ruimte, om in te schuilen, te zitten, te wachten. Iets van de goedheid van God te zien. In brood en wijn, rond de doop, in een lied, een ontmoeting, een stilte. 

Zorg dat je die plekken opzoekt, steeds opnieuw. Of je er nu behoefte aan hebt of niet. Zorg dat je op plekken bent waar goede woorden van God gesproken worden, en gezongen wordt van hoop, en waar we als broeders en zusters iets van elkaars leven delen. 

David spreekt over een loofhut. Dat zijn de hutten die de Israelieten bouwen op het sukkotfeest, een herinnering aan de jaren in de woestijn, waar ze woonden in tenten. God laat mij schuilen in een loofhut. Een tent, met een open dak, open naar de hemel. Een beschutting rondom, even een adempauze, dichtbij God. En dan, dan ga je weer verder. De dag weer in, het leven in. Maar om je heen ligt nog de beschermende kracht van God, in je hart draag je die goede woorden. En daarmee trek je het leven weer in. De goede en de kwade dagen. 

Innerlijk gesprek: wat zegt je hart?

U spreekt in mijn hart: Zoek mijn nabijheid. En ik spreek u na. Uw nabijheid zoek ik. 

Een fascinerend fragment in de psalm. David hoort Gods stem in zijn hart, en spreekt Hem na.

God zegt: zoek mijn nabijheid. Of, mijn aanschijn, mijn gelaat. Dat wat het hart van God weerspiegelt.

En David spreekt na wat hij in zijn hart hoort. Uw aangezicht zoek, ik God. Ik zoek U op, omdat U dat tegen mij zegt.

God napraten. De woorden die je hoort van de Heer, uit een lied, een Bijbeltekst, een gebed, die woorden geef je Hem als het ware terug. Door ze na te spreken, en door ze te doen. 

Wat klinkt er in je hart? Het is de plek waar je overleggingen plaats vinden, waar je verstand en je gevoel en je vertrouwen samenkomen, en van waaruit je je leven vorm geeft.

Wat klinkt er in je hart, welke stemmen roepen in jou om aandacht, om gehoor, om gehoorzaamheid? Hoe weet je of je de goede stem volgt, of je luistert naar de stem van waarheid, en vrede, oprechtheid? Hoe weet je welke stemmen in je hart goede stemmen zijn? 

David zegt: ik hoor in mijn hart iemand zeggen, zoek de nabijheid van God. En dat doe ik, de nabijheid van God zoeken. Leg de stemmen in je hart eens naast de stemmen uit de Bijbel, uit de Psalmen. Dan kun je wel ontdekken wat goed en waarachtig is. Volg niet zomaar je hart, maar oefen je erin om te onderscheiden wat er in je hart klinkt, en of dat van God komt. 

Herhaal die eerste woorden eens voor jezelf, vanavond, morgen, later deze week. God is mijn licht en mijn heil. Laat ze liggen op je tong, bewaar ze in je hart. Proef ze eens. Het zijn woorden die van God komen. Zeg je eens na. En ik denk, als je die woorden steeds weer in je op laat komen, dat je hart daar dan ook door gevormd wordt. Dat ze ingeprent worden in je hart, en op de momenten dat je ze vergat, of op het moment dat je er snakt, dan worden ze soms ineens weer wakker geroepen in jezelf. God is mijn licht en mijn heil. En Hij zegt: zoek mijn nabijheid. Ja Heer, ik zoek uw nabijheid. 

De hoop: het slotakkoord

Hoop op de Heer, wees dapper en vastberaden. Hoop op de Heer.

Met deze woorden sluiten wij de avond af. Hoop op de Heer. Zo speelt ons leven zich af tussen de eerste woorden: 

            God is mijn licht en mijn heil, 

en de laatste woorden: 

            hoop op de Heer. 

Daartussen ligt ons leven. De goede en de kwade dagen. Maar aan het begin van die dagen komt God, en aan het eind van die dagen is Hij. De alpha en de omega, het begin en het einde. 

In zijn goede macht zijn wij geborgen. 

Psalm 27
P.G. de Hoeksteen, Schoonhoven en Willige Langerak
Ds. Hanneke Ouwerkerk
Oudjaarsavond 2018