In de pastorietuin in Rijnsaterwoude, mijn vorige gemeente, stond een prachtige, grote, sterke vijgenboom. Een stevige stam, sterke en grote groene bladeren. Heerlijke vruchten, zo te eten of met wat honing uit de oven. Als de zon erg fel was, kon je gemakkelijk onder de schaduw van de vijgenbladeren zitten en wat koelte opvangen.
Helaas moest de vijgenboom omgehakt worden. Ik probeerde dat nog wat te rekken, en uit te stellen. Laat hem nog even staan, is het wel nodig? Het was namelijk niet omdat hij geen vruchten droeg, dat hij omgehakt moest worden. Maar omdat hij zo sterk was, dat hij het huis ontwrichtte.
En daarom ging de bijl erin en werd de sterke boom geveld. Ondanks mijn tegenspraak, Het is altijd een kale plek gebleven, ik heb hem altijd gemist. Omdat het een levende, vruchtdragende boom was. Een bron van schaduw en goede vruchten.
Dat is wat een vijgenboom moet doen, vruchten dragen. Jezus gebruikt de boom als beeld om zijn woorden kracht bij te zetten.
Als je wijst naar een ander, en oordeelt over zijn leven, kijk dan eerst eens naar jezelf, en je eigen leven. Als je bij een ander rotte vruchten denkt te zien, kijk dan eerst naar wat je zelf voortbrengt, en naar de vruchten van jouw leven. De vijgenboom is de spiegel die Jezus zijn hoorders voorhoudt. En wij kijken mee vandaag, in die spiegel.
Geweld en kairos
Joodse pelgrims op weg naar Jeruzalem, een feest was aanstaande, ze trekken op, al zingend, stel ik mij voor, door de heuvels, om naar de tempel in Jeruzalem te gaan. Gave offerdieren vergezellen hen, een dankoffer voor de Heer, om vreugde te vieren, Hem te aanbidden.
Maar onderweg worden ze overvallen door soldaten van Pilatus, de Romeinse stadhouder. Geen kans om zich te verweren, denk ik. Stuk voor stuk worden ze geexecuteerd, en hun bloed vermengd zich met het bloed van de dieren. Op weg om te offeren, worden ze zelf geofferd, samen met het vee dat ze zorgvuldig hadden uitgezocht. Mensenbloed en dierenbloed stroomt over de weg, en vermengt zich met elkaar. Een gruwelijke slachtpartij.
Terwijl Jezus in gesprek is, wordt hij onderbroken, en vertellen de omstanders hem dit verhaal. En ondertussen vertellen wij elkaar soortgelijke verhalen. Over Christchurch, waar mensen in hun gebedshuis werden afgeslacht. Over Utrecht, waar willekeurig mensen zijn gedood.
Dit gebeurt elke dag. Wij weten dat amper, maar dit gebeurt elke dag. In een kamp in Noord Korea, in een verwoeste stad in Syrie. En soms in onze huizen, in een relatie, een gezin. We zeggen dat meestal niet tegen elkaar, je schaamt je er voor. Maar dat gebeurt toch, hoeveel geweld en hoeveel slagen krijgt een kind, een partner, voordat er iets veranderd en er een ommekeer komt. Soms verandert er nooit iets.
Terwijl de pelgrims op weg naar Jeruzalem worden afgeslacht, staat Jezus temidden van mensen, die hem straks zullen verraden, bespotten, en zal hij als een Joodse pelgrim net zo worden afgeslacht. Zijn bloed zal zich vermengen met het bloed van de moordenaars naast hem.
Maar dan zegt hij: denk je dat die pelgrims dit verdiend hebben? Dat zij gestraft worden om hun zonden? Denk je dat de 18 mensen die omkwamen, omdat een toren op hen viel, blijkbaar was dat recent gebeurd en wist iedereen daarvan, denk je dat zij schuldiger waren dan anderen die niet omkwamen?
Als je je niet bekeert, dan zul je jezelf verliezen.
Blijkbaar hoorde Jezus in de toon van hun verhaal, dat er sensatie onder lag, of een onuitgesproken oordeel. Zij wel, maar wij niet. Alsof er in het kruis dat je draagt, in de dood die je overvalt, het ongeluk dat je overkomt, een lijn te trekken is naar wat je aan goeds hebt nagelaten, of aan kwaads hebt gedaan.
Dit luistert heel nauw, dat besef je wel, denk ik. En wat Jezus doet is heel scherp. Hij keert het zo, dat de blik niet op de ander gericht is, maar op jezelf.
Dat er dingen zijn die zo verkeerd zijn, en zulke grote, dramatische gevolgen hebben, dat weet je wel. En soms zie je dat terug in je leven. Dat je een keus hebt gemaakt, waarvan je weet, het was niet goed. En dat je, soms direct, soms jaren later, de gevolgen daarvan merkt.
Maar tegelijk maakt Jezus in dit gesprek heel duidelijk: als je iets ellendigs overkomt, als je een zwaar kruis moet dragen, dan is dat niet vanwege je zonde, of vanwege een oordeel van God. Nee. Zo is God niet.
Misschien denk je zelf, ik zou dat ook nooit denken. Natuurlijks is God niet zo. Dat kan he, dat je dat denkt. Dat het onvoorstelbaar voor je is, die gedachte. Maar vergis je niet, want soms is dat voor je buurman of je buurvrouw een grote strijd. Een innerlijke worsteling met jezelf, en met God. Het maakt je bang, en onzeker, en je zou er je geloof aan verliezen. En vergis je niet hoe vaak dit ook nog wordt uitgesproken; je zal het wel verdiend hebben, je zal het er wel naar gemaakt hebben.
Maar Jezus zegt: zo is God niet. En voordat je een ander bekritiseert, kijk eerst bij jezelf naar binnen, naar jouw leven. Kom tot inkeer en draag goede vruchten.
Dat moment, tussen Jezus en de luisteraars, tussen jou en Jezus, dat is een kairos-moment. Voor de tijd bestaan verschillende Griekse woorden.
Chronos, dat zie nog terug in het woord chronologie. De tijd die elkaar opvolgt, vandaag, morgen, overmorgen. In een rechte lijn vooruit.
Maar er is ook de kairos. Dat is de tijd van God. De tijd van het koninkrijk, die cirkelt rondom Jezus als het middelpunt.
Even hiervoor zegt Jezus, wees waakzaam. Niet slaperig, en meegaand, maar wees waakzaam op de tijd van God.
Je let wel op de wolken, of er regen komt. Maar je let helemaal niet op wat goed en kwaad is. Let daar op, op wat van God komt, op wat rechtvaardig is.
Blijkbaar is die geweldsuitbarsting een kairos-moment. Een moment waarin je ineens heel scherp ziet waar het om gaat. Wie je zelf bent, wat er op het spel staat, en wat je te doen staat. Misschien herken je dat van de afgelopen week, in alle dramatiek. Of in je eigen leven, in de crisis. Dat er momenten zijn waarin je meer ziet dan je anders zag. Waarin je scherper ziet wat goed en kwaad is, dan eerder. Waarin je dichter bij God komt, soms ook.
Spiegel
Misschien begrijp je die omkeer van Jezus nu ook beter. Kom tot inkeer, zegt hij nadat ze in verbijstering horen van de geslachte pelgrims. Kom jij zelf tot inkeer. In de spiegel zien we wat een ander doet, of nalaat. Maar Jezus keert de spiegel om en toont je je eigen hart en leven.
In die zin is dit een lezing die zich verweeft met deze veertigdagentijd. Afgelopen week bij het avondgebed waren jullie hier in de kerk, jongens en meiden. Ik wilde jullie laten ervaren hoe het is, om stil te zijn in de kerk, gewoon te zitten en te denken en te zingen. We hadden daar een eerlijk gesprek over. Waarom die stilte? Het is zo ongemakkelijk, liever zou je gaan praten. En toch, je gaat wel nadenken, zei een van jullie. Je komt tot rust. Je bent bezig met dingen die je anders voor je uit schuift, waar je liever niet aan denkt.
De veertig dagen zijn spiegel dagen. Jezus houdt ons een spiegel voor, en als je stil wordt, en de tijd neemt, dan kan het gebeuren dat je hart een wending maakt. Een omkeer. Omdat je in de spiegel iets ziet, waarvan je weet dat het niet goed is. Dat het onrechtvaardig is, of oneerlijk. Dat het egoïstisch is, of arrogant. Dat het onverschillig is, of wreed.
Het zijn de dagen van de onderbreking. En dat gaat niet altijd zachtzinnig. Jezus is behoorlijk scherp en dringt er op aan. Je hebt het wel over anderen, maar hoe is het met jouzelf? Laat dit de tijd zijn, waarin je jezelf beziet in het licht van Jezus. En je stappen zet op de weg achter Jezus aan.
Het beeld van de vijgenboom is in dit verband ijzersterk. Want een boom kan zichzelf niet dwingen om vruchten te dragen. Het moet hem gegeven worden, als hij omringd wordt door de zorg van de tuinman, en in goede grond staat, waar zijn wortels water kunnen drinken. Dan komen als vanzelf goede vruchten aan de boom.
Probeer dat vast te houden. Als Jezus spreekt over bekering, dan zit daar altijd die tweeslag in. Je bent geroepen om je tot Jezus te keren. Maar als je die wending naar Jezus hebt gemaakt, dan zul je merken, het was Jezus zelf, die mij heeft omgekeerd. Dat is de grote troost van het evangelie, dat Jezus je geeft, wat Hij van je vraagt om te geven.
Een vijgenboom draagt na drie jaar vrucht. Als hij na drie jaar nog geen vruchten draagt, dan hoef je dat ook niet meer te verwachten. Dan is het begrijpelijk dat de eigenaar de boom wil omhakken. Hij put de grond uit en neemt de plaats in van een boom die wel vrucht kan dragen.
Het symboliseert misschien wel de manier waarop je soms met elkaar omgaat. Met jezelf, of je collega, of je kind, of je klasgenoot. Nu heb je wel tijd genoeg gehad om te laten zien wat je kunt. Als het nu nog niet lukt, dan kunnen we het wel vergeten met jou. En je wordt afgeschreven waar je bij staat, en het lukt je je leven lang niet meer om daar boven op te komen. Soms ervaar dat je heel sterk in je leven. Dat je afgestraft wordt, omdat je te weinig oplevert. Dat anderen genoeg van je hebben, omdat je traag en nauwelijks zichtbaar bent. Afschuwelijk is dat. Dat geen mens, ook jijzelf niet, ziet wat je in je hebt, en wat je geven kunt, of ontvangen kunt.
Er is ook een andere kant hier aan. Die vruchteloze vijgenboom put de grond uit. En zoiets kun je ook merken in jezelf. Dat je doodmoe wordt van jezelf, omdat je maar aanmoddert, en aanrommelt. Niet omdat het je niet lukt, maar uit gemakzucht, een soort luiheid die ergens wel prettig aanvoelt. Te laks om het goede te doen, te gemakzuchtig om voor rechtvaardigheid op te komen.
Hoe lang moet het duren, voor je je kinderlijke begeerte omzet in een verantwoordelijkheid voor je naaste? Hoe lang moet het duren voor je al de tijd en aandacht die je aan jezelf besteed, inzet voor een ander? Waarom duurt het zo lang, voor je jezelf aanpakt en eindelijk die verandering ten goede doorvoert?
En dan is daar die wijngaardenier. Is het Jezus? Wie weet.
Nee heer, zegt de wijngaardenier tegen de eigenaar van de wijngaard. Nee, hak de boom niet om, geef me nog een jaar. Ik zal hem bemesten en wie weet, volgend jaar.
Dat is het jaar waar wij in leven. Dat is ons kairos-moment. Dat jou vandaag de tijd gegeven is door Jezus, om je leven te wortelen in zijn goede aarde. Dat is het kairos-moment dat ons gegeven is. De tijd van God, om zijn koninkrijk te zoeken.
Aan de kant is er de vermoeidheid, van de grond die uitgeput raakt, van de vijgenboom die zonder vruchten in de grond staat. Het onvermogen soms, om vrucht te dragen. Maar aan de andere kant is er de ruimhartigheid van Jezus, de eindeloze goedheid, dat hij je niet omver haalt als je geen goede vruchten draagt. Maar je brengt in een ruimte, waar als vanzelf de vruchten zullen komen. In de kring van zijn genade en geduld.
Zouden deze weken ons niet daar bij uit kunnen brengen? Niet bij de angst, dat alles omvalt, niet bij de onverschilligheid, omdat het toch niets meer uitmaakt. Maar bij het samen zoeken naar het koninkrijk van God, en zijn gerechtigheid.
Als je zonder vruchten bent, dan is dit de tijd om de schaduw van de levensboom Jezus Christus te zoeken. Om te wortelen in de goede grond. En als vanzelf zal het je gegeven worden, dat je vrucht dragen zal. Zonder dat je het merkt misschien, maar de Heer zal het je geven. Hij die zelf de goede vruchten draagt. Die omgehakt is en geveld, de sterke boom. Maar op de stronk van zijn dood kiemt nieuw leven, er groeit leven in zijn sterven.
Laat dit de tijd zijn waarin je je laat onderbreken door Jezus. Kom tot inkeer, en draag de vruchten die God je geven zal.
In de naam van de Vader, de Zoon en de Geest, Lucas 13: 1-9
Zondag 24 maart 2019
3e zondag veertigdagentijd
Ds. Hanneke Ouwerkerk
P.G. de Hoeksteen