De achtste dag
Het einde zal geen avond zijn, maar een eeuwigdurende achtste dag. Deze woorden van de kerkvader Augustinus komen uit zijn boek ‘De stad van God’. Ze gaan over de tijd. Zeven tijdperken zijn er, schrijft hij. Wij zouden nu in het zesde tijdperk leven, waarop het zevende tijdperk zal volgen, de laatste dagen, zogezegd, waar Jezus ook over spreekt. Het einde der tijden.
Het is een hele filosofische verhandeling die Augustinus dan houdt over de tijd. Heel boeiend, maar voor nu voert dat te ver. Ik noem het alleen even vanwege de context van die zin over de achtste dag.
Die prachtige zin; het einde van dat zevende tijdperk, dat zal geen avond zijn. Geen duisternis. Maar een eeuwigdurende achtste dag.
Wij kennen de cyclus van zeven dagen, en na elke zevende dag, volgt weer de eerste dag. Maar als de tijd op een einde gekomen zal zijn, dan is er geen nacht, geen einde. Maar een nieuwe dag, de achtste dag. Het is de dag van de opstanding, van de verrijzenis van Christus. Het einde zal een eeuwige Paasmorgen zijn. Licht en leven bij God.
Vandaag zien wij een glimp van die achtste dag, als Jezus van aanzien verandert en het licht van God over Hem schijnt. Op de achtste dag trekt Jezus zich terug met drie vrienden. Ze beklimmen de berg en zijn stil om te bidden.
Exodus en glorie
Het is een grondtoon in Jezus’ leven, het gebed. Voortdurend zijn er momenten waarop hij zich terug trekt. Alleen, of met enkele leerlingen. Steeds weer momenten waarop hij de afzondering zoekt, en stil wordt bij God, en bidt. Wat Jezus bidt, dat weten we niet. Wel weten we dat Hij voortdurend de beweging maakt tussen de hemel en de aarde. Bij de mensen zijn, en bij God de Vader zijn.
Het ontroert mij op een bepaalde manier dat Jezus drie vrienden meeneemt de berg op. En ik stel mij voor dat wij vandaag een stukje meeklimmen, de berg op. In het kielzog van Jezus, en Petrus. Zoals voor hen een stukje van de sluier werd opgetild, zo wordt vandaag voor ons iets van het geheim onthult.
Mogelijk is het de berg Sinai die we vandaag beklimmen, de berg van God, ergens in de woestijn tussen Israel en Egypte. Het is de plek waar Mozes de 10 woorden ontving van God, en waar hij zo dicht bij God mocht zijn, dat zijn gezicht glansde toen hij terugkwam bij zijn volk.
Terwijl Jezus bidt, misschien is Hij stil, en luistert Hij naar zijn vader. Misschien bidt Hij een van de psalmen. In dat intieme moment tussen Jezus en zijn Vader, breekt er iets door van de hemel. Een lichtglans over Jezus’ gezicht, een hemelse gloed over zijn kleding. Zijn aanzien verandert en krijgt een hemelse kleur.
Het is de glans die ook over Mozes en Elia schijnt. Als gezanten van God verschijnen ze aan Jezus. Er is een broederschap, een vriendschap, als zij gedrieën bij elkaar zijn. Zij spreken samen, staat er letterlijk. Mozes als de wet, de tora. Elia als de profeet. En Jezus als het evangelie. Heel het spreken van God komt samen in deze drie gestalten. Ik denk dat het voor Jezus tot grote troost was, dat Hij met hen spreken mocht in dit moment.
Tegelijk is dit gesprek een bevestiging van Jezus’ roeping. Mozes en Elia zeggen Hem zijn exodus aan. Zijn uittocht. Het is jammer dat de Nieuwe Bijbelvertaling dat vertaalt met levenseinde. Want een exodus is iets anders dan een levenseinde. Dat voel je wel aan denk ik.
De hemelse glans die over Jezus valt, is een voorbereiding op zijn weg naar Jeruzalem. Op het Pesach, dat in Jezus opnieuw werkelijkheid wordt. Jezus is de vervulling van het Pesachfeest, waar de uittocht uit Egypte gevierd. De haastige maaltijd in de avond, kort het voor het vertrek uit het slavenland. De gespannen tocht naar de Rode Zee. De dreigende doortocht, met de dood op de hielen. En de bevrijding. Maar ook de woestijn.
Dat is de exodus. Een lange, strompelende weg door het zand van het leven. Door het water van de dood. Een lange weg naar het beloofde land. Dat is een exodus. Dat is de weg die Jezus gaat. Door de nacht heen, door het doodswater heen. Naar het nieuwe leven.
En achter zich aan trekt hij ons mee. Wij volgen hem op de voet in zijn exodus. Als iemand zijn kruis wil opnemen en achter mij aan wil komen, zegt Jezus een paar dagen eerder, volg mij dan.
De verheerlijking op de berg, de hemelse glans op Jezus, is geen ijle droom, geen vlucht uit de werkelijkheid. Vergis je niet. Kort voor dit mystieke moment is er een intens gesprek met zijn leerlingen. Over de dood dichtbij. Over je kruis op je nemen. Over je leven verliezen of behouden.
En nadat Jezus van de berg is afgedaald, is er een vader met een doodziek kind. Is er ongeloof, en angst, en bevrijding.
In die spanning staat de verheerlijking van Jezus. Zijn glorie, zijn hemelse glorie, is zijn exodus. Zijn afdaling in de diepte van het leven, en de dood.
Fragmenten uit dit evangelie verhaal komen terug in de doop van Jezus, en bij zijn doodsnood in Gethsemane. Woorden en zinnen uit die momenten, krijgen een plek op dat biddende moment op de berg. De exodus van Jezus is een weg van afdaling. In het water van de doop, waar hij met al die andere mensen, jong en oud, in afdaalt. Eén met ons.
Een afdaling in de dood, de nacht in Gethsemane, bang en bedroefd.
Slapen en waken
Maar Petrus slaapt. Jakobus en Johannes, ze slapen. Loodzwaar van slaap zijn ze. Lucas is gedetailleerd, hij is tenslotte historicus en arts. Loodzwaar van slaap. Terwijl Jezus bidt, valt de vermoeidheid over hen, en zinken ze weg in een bewusteloosheid, een onwetendheid van wat er gebeurt.
Het gaat aan hen voorbij, dat Jezus verandert. Dat Mozes en Elia bij hem zijn. En dat zijn exodus wordt aangezegd. Het gaat volledig aan hen voorbij. Alsof dit geheim ook te hoog voor ze is, te groot om te bevatten.
En ik denk, veel van wat God doet, gaat aan ons voorbij. Dat merken wij helemaal niet op. Zou het niet zo zijn dat veel van wat God doet, en geeft, langs je heen gaat?
Zoals Jakob zegt als hij bij Bethel is: de Heer was hier, en ik wist het niet.
Het maakt iets zichtbaar van de eenzaamheid van Jezus. Hij bidt, en ondertussen vallen zijn vrienden in slaap. Zijn weg tekent zich voor hem uit, hij moet de nacht door, maar zijn volgelingen laten het afweten. Zoals in Gethsemane, in de doodsangst van Jezus, vallen de leerlingen in slaap.
En tegelijk, toch vindt het doorgang. Buiten ons om, zonder ons, voert God gaandeweg zijn plannen uit. Gehoorzaamt Jezus zijn Vader en volvoert hij zijn exodus. Zijn uittocht. Ergens is het beschamend, de slaap, de onwetendheid, de lauwheid, misschien. En ergens is het een troost, dat God zijn weg wel gaat.
Op de hoogte van de berg, met zicht over de woestijn, is God zijn zoon genadig. Geeft Hij Jezus een moment van kracht, en een bevestiging. Jij bent mijn zoon, dit is de weg die jij moet gaan. Zijn Vader verschijnt aan Hem, opdat Jezus de moed zal vinden om te gaan.
Dan ontwaken de mannen. En in het ontwaken, als ze doorgaan met waken, staat er, zien ze de glorie van Jezus. In het waken, het wakker zijn, in de bewuste momenten, zien ze Jezus in zijn nieuwe gestalte.
Dat is wat we hopen in de kerk. Dat er momenten zijn van waakzaamheid, waarop we Jezus zien in zijn glorie. De kerk is ook vaak slapend. In de tweede wereldoorlog ontstond de Bekennende Kirche, de Belijdende Kerk, omdat de Duitse zo in slaap gesust was door de propaganda van Hitler. De kerk sliep.
In elke tijd vecht de kerk tegen de slaap. In elke tijd zijn er momenten nodig van nieuwe waakzaamheid. Ik denk dat juist de doop en de maaltijd momenten zijn waarop die waakzaamheid wakker geroepen kan worden. Omdat juist in die momenten de exodus van Jezus zichtbaar wordt. Dat de glorie van Jezus, een gebroken glorie is. Van dood en leven. Van gebroken brood voor gebroken mensen. Van wijn als bloed, van dood en opstanding. Ik denk dat we in die kerk die sacramenten nodig hebben om ons waakzaam te houden. Om ons dicht bij de grond te houden. Want juist in het lijden en in de gebrokenheid vinden wij Christus. Waar het kruis gedragen wordt, daar treffen wij Jezus aan.
Spreken en zwijgen
Terwijl Petrus nog maar net ontwaakt is. begint hij onwetend te spreken. Dat heeft iets heel pijnlijks. Dat hij op zo’n moment, zo dicht bij God en dicht bij Jezus, terwijl Jezus voor zijn dood staat, gewoon maar begint te praten. Onwetend, dommig, onnadenkend.
Woorden die Jezus diep zullen raken, omdat ze het wezen van zijn roeping aantasten.
‘Laten we hier blijven. Het is goed hier!’
Petrus brengt Jezus onbewust in de verleiding om alles op te geven, en in de hoogte te blijven. In het hemelse. En natuurlijk, daar spreekt ook een enorm verlangen uit. Daar te willen blijven, het is ergens ook zo voorstelbaar. Je kent die ervaring misschien, van een concert, of een conferentie, of een feestelijke dienst. Het hemelse en het hoge, wat trekt dat, hoe graag zou je altijd op die hoogte leven.
Maar Jezus roeping is niet in het hemelse, niet in de vrede, en niet in het goede. De weg van Jezus gaat naar beneden, de diepte in. Want daar moet Hij zijn, waar mensen verloren raken, en gebroken worden, en verdwalen. Daar moet Jezus zijn. En waar Jezus moet zijn, daar moeten zijn volgelingen ook zijn.
Ik denk dat Petrus daarom ook onderbroken wordt. Dat God hem onderbreekt, en zelf het woord neemt. Vanuit de wolk, die de aanwezigheid van God verhult, en tegelijk zichtbaar maakt, klinkt een stem. Er gebeurt een stem, staat er letterlijk. Prachtig, een stem die gebeurt.
In het spreken van God valt Petrus stil. En wordt hij tot zwijgen gebracht. Nu is niet de tijd om te spreken, nu is het tijd om te luisteren, en te zwijgen. Naar Jezus kijken, en luisteren.
Ik denk dat er in de kerk ook zulke tijden zijn. Een tijd van spreken. Maar ook een tijd van luisteren, en van zwijgen. Want als wij altijd spreken, kan God dan nog spreken? Juist ons spreken kan ook een manier zijn om Jezus te verhullen, of uit het oog te verliezen. Ik realiseer mij heel goed dat ik dit ook tegen mijzelf zeg.
Ik denk dat we er mede daarom voor gekozen hebben om bij de avondgebeden in deze veertigdagentijd, tijd voor stilte te nemen. Er is een Bijbellezing, maar geen meditatie of overdenking. Wel stilte.
En natuurlijk is er ook een tijd van spreken. En is de taal ook gegeven om van God te spreken en Hem te belijden. Maar er is ook een tijd van zwijgen.
Ik hoop dat je het kent, dat wij het kennen in de gemeente, dat wij ons laten onderbreken door de stem van God. Die op ongedachte momenten uit de wolk geschiedt. Die elke week geschiedt, als we de Bijbel openslaan, en samen bidden en wachten op God.
In de afgelopen weken vertrouwden verschillende mensen het mij toe, op hele verschillende momenten, hoe zij zich door God hebben laten onderbreken in hun leven. Op momenten die je niet zelf uitkiest, maar die wel gebeuren. Waarin je in je ziel aanvoelt dat het God is die tot je spreekt.
Wat zijn wij gezegend dat we elke zondag samen mogen komen, en wakker geschud worden uit een wezenloze slaap waarin alles maar sleur wordt. Dat er elke week gelegenheid is om nieuwe waakzaamheid te leren. Om te luisteren.
Ik hoop dat ergens in deze momenten, in dit huis, of thuis, iets van de hemelse glans van Jezus op je afstraalt. Een vooruitblik op die achtste dag.
Zo wordt Jezus aan ons gegeven, als het licht in de nacht, als het leven in de dood. Hij gaat vooraan, wij volgen Hem op de voet.
Lucas 9: 28-36
2e zondag veertigdagentijd, 17 maart 2019, 10.00 uur
PG de Hoeksteen
Ds. Hanneke Ouwerkerk