Paaswake

Het is weer lammertijd. Het jongvee blaat
en springt en dartelt, zinderend van leven.
Zo ook de zoon die U mij hebt gegeven:
hij rent, zich niet bewust van enig kwaad,

met op zijn rug een stapel takkenbossen
gehoorzaam naar de berg die ik hem wijs.
Maar waarom hij? Of ik? En welke prijs,
welk offer is genoeg om te verlossen?

Bloed moet er vloeien, zoveel is wel zeker,
maar niet mijn jongen. Laat toch deze beker
aan mij voorbijgaan. Doods en doodsbenauwd

buig ik mijn kop, durf bijna niet te vragen:
zoek toch een lam dat deze last kan dragen,
geen vader legt zijn zoon ooit op het hout.
(Rikkert Zuiderveld)


Gemeente van Christus,

In de nacht van Pasen leest de kerk volgens de traditie uit Genesis 22. De binding van Izaak, zoals het in het Jodendom genoemd wordt.
Over de derde dag, waarop het lam verschijnt.  Zo lezen wij vanavond dit verhaal. Als woorden in de nacht van Pasen.

Twee keer in zijn leven wordt Abraham geroepen door God om te gaan. Eerst moet hij gaan naar een ander land. Weg van zijn stam, zijn grond, zijn bestaan. Daarna wordt hij opnieuw geroepen om te gaan. Nu om zijn toekomst, zijn enige zoon, te offeren. En Abraham gaat.
Geen vader legt zijn zoon ooit op het hout, dicht Rikkert Zuiderveld.

De filosoof Kierkegaard schreef een boek bij dit verhaal, met de titel Vrees en beven. Hij onderzocht andere mogelijke uitkomsten. Stel dat Sara Abraham tegen had gehouden. Of dat Abraham had geweigerd te gaan. Dat God spijt kreeg van zijn vraag.

De betrouwbaarheid van Abraham wordt diep beproefd, in dit verhaal. Maar net zo diep wordt de betrouwbaarheid van God beproefd. Is Hij, wie Hij zegt dat Hij is?

Er zijn veel tegenwerpingen, tegen dit verhaal. Veel goedmakertjes ook. Als je wijst op het slot, eind goed al goed, het ram in de struiken. Of het onderscheid dat gemaakt wordt tussen de wrede God en de zachtaardige engel die Abraham weerhoudt. De suggestie dat Abraham wel wist dat Izaak zou bleven leven.
Maar wat koop je er voor?

God roept Abraham om te gaan, en Abraham gaat.

Ik denk dat ik wel iets ben gaan begrijpen van waarom dit verhaal in de dagen rond Pasen gelezen worden. Omdat al onze uitleg niet kan verzachten hoe diep het lijden van Jezus is. Hoe verontrustend zijn kruisweg is, en de schreeuw in de duisternis: Mijn God, mijn God, waarom verlaat U mij?

En al onze woorden en onze verklaringen, verzachten niet de pijn van de dood van Jezus. En de verbijstering om de godverlatenheid.
Mag God dit vragen van zijn knecht Abraham? Om zijn toekomst op te geven?
Mag God zijn eigen zoon verlaten?

Ergens komen die verhalen bij elkaar, in deze dagen en nachten, dat voel je wel denk ik. Rikkert Zuiderveld verweeft het ook als de stem van Abraham en de stem van Jezus samenvallen:

Maar waarom hij? Of ik? En welke prijs,
welk offer is genoeg om te verlossen?

Bloed moet er vloeien, zoveel is wel zeker,
maar niet mijn jongen. Laat toch deze beker
aan mij voorbijgaan. Doods en doodsbenauwd

buig ik mijn kop, durf bijna niet te vragen:
zoek toch een lam dat deze last kan dragen,
geen vader legt zijn zoon ooit op het hout.

Abraham en Jezus. Gehoorzaamheid en offer, ze mengen zich met elkaar in deze nacht.
En ergens daar door heen mengt ons leven zich met deze verhalen; komt ons leven terug in deze stille dagen en nachten. In deze nacht waarop wij het licht begroeten, als een hartstochtelijk gebed dat God een licht doet opgaan in de nacht.

Ik merk dat ik er voor terug schrik, je kunt je branden in dit verhaal. En tegelijk heb ik de diepe indruk dat in deze dagen onze woorden nooit toereikend zijn. We praten er maar wat om heen, tenslotte. Al onze woorden raken niet aan het geheim van God, aan het mysterie van kruis en graf en leven.

Daarom is er in deze dagen het sacrament. Brood en wijn. Water van de doop. Vuur en licht. Omdat we wel aanvoelen dat hierin ons leven ligt. In dit evangelie. Maar omdat het ook zo groot en hoog en zo afgrondelijk is, dat we snakken naar het water van de doop, en hongeren naar het gebroken brood. Om het in te eten, aan te raken en met lijf en ziel ingetrokken te worden in Jezus’ dood en leven.


Het verhaal van Abraham en Izaak heeft een heel eigen structuur. Met drie bewegingen die gemaakt worden. God roept, en Abraham antwoordt: Hier ben ik. Hinneni, Leonard Cohen heeft er een indrukwekkende song bij geschreven. Opnieuw wordt Abraham aangesproken, nu door zijn zoon Izaak. Vader! En Abraham antwoordt: Hier ben ik. En dan de engel, die Abraham roept. Abraham, Abraham. En hij antwoordt: Hier ben ik.

Maar ergens daar tussen staat er een vreemd ding, een vreemd woord dat uit de structuur valt. Als Izaak vraagt: Waar is het lam? En Abraham antwoordt: God zal voorzien.
De Naardense Vertaling vertaalt het heel letterlijk: God ziet het voor zich.

Is dat vertrouwen? Dat je niets ziet, en er geen mogelijkheid is overgebleven. Maar dat in je hart en je hoofd die woorden bewaard liggen. God ziet het voor zich. Meer dan wij kunnen zien, kunnen overzien. God ziet het voor zich. En Hij zal voorzien.

Misschien is dat het diepste vertrouwen dat van een mens gevraagd wordt. Hoe je in de woestijn, als alles je ontvalt, geloven zult. Vertrouwen zult.

Wij zijn hier bij elkaar. En ik zie je zitten, of je luistert mee. Herboren tot een nieuw leven, een toekomst die zich geopend heeft, tijd van leven.
Of strompelend door de woestijn. Een last meetorsend de berg van je leven op. Of de diepte in. Soms met de dood voor ogen. Al je toekomst aan gruzelementen. Niets dat overblijft.

En jullie, jongens en meiden, op jullie wordt de druk gelegd, om je leven met open vizier in te gaan. Al de kansen te pakken die er zijn, en de toekomst fluitend in te gaan. Maar misschien wil je dat helemaal niet. Ben je bang voor wat komen gaat. Heb je de neiging om te vluchten. In sport, of muziek, of drugs.


Er is in God een verborgenheid. Een kennis die ons niet gegeven is. Wij weten niet waarom God dit aan Abraham vraagt, en de vraag uiteindelijk terugtrekt. Er op terug komt. En een engel zendt die Abraham’s hand weerhoudt. We weten niet waarom Jezus déze weg moest gaan. Waarom er zoveel bekers gedronken moeten worden, vol tranen en vol droefheid. Er is een God een verborgenheid. Abraham wist. En Jezus wist dat. En soms weet jij dat ook.

Maar er is ook dit. God die voorziet. Die voor ons uit ziet. Op de derde dag, vertelt de schrijver, op de derde dag, de dag van het open graf, recht Abraham zijn rug, en vertelt hij zijn zoon: God zal er in voorzien.

Het is de hoop waar Paulus over spreekt. Het is het anker van de kerk. God zal erin voorzien. Een lam, een gave, zijn eigen zoon.

Blijkbaar kan God een mens het vertrouwen geven dat Hij de toekomst opent, ook als wij hem moeten sluiten. Dat zal het geheim wel zijn waarom wij hier komen, en dit verhaal lezen en het boek steeds weer openslaan. God voorziet ons van zichzelf. Van leven midden in de dood.

En als je straks het water van de doop aanraakt, is het dan niet jouw antwoord aan God? Hier ben ik Heer. U bent mijn toekomst, mijn leven in de nacht. Amen.

Genesis 22: 1-18

Paaswake 20 april 2019
Ds. Hanneke Ouwerkerk
P.G. de Hoeksteen